Zoals door de voorzitter is aangegeven zijn er geheel andere meetmethodes in ontwikkeling om iets te kunnen zeggen over de luchtdichtheid van gebouwen/woningen.
Omdat wij als branchevereniging richten op elke methodiek voor het bepalen van de luchtdichtheid willen wij u deze niet onthouden.
De eerste methode welke in Nederland is ontwikkeld zal hieronder worden omschreven.
TNO heeft een vereenvoudigde, indicatieve methode bedacht voor het bepalen van de luchtdichtheid van gebouwen. Bij grote woningbouwprojecten worden vaak maar enkele huizen op luchtdichtheid getest met de Blowerdoor methodiek vanwege het tijdsbeslag en de kosten. Met deze vereenvoudigde indicatieve methode wordt het mogelijk alle afgewerkte woningen aanvullend indicatief te testen. De methode is een aanvulling op de blowerdoormetingen.
De AirTighnessTester, kortweg de ATT is het meetinstrument dat op basis van deze methode wordt ontwikkeld door ACIN instrumenten in nauwe samenwerking met TNO. Deze ontwikkeling maakt deel van het TKI (Topsector Kennis en Innovatie) project ‘Securevent’. Het doel van dit project is het beter borgen van de integrale prestaties van luchtinstallaties in woningen (luchtkwaliteit, geluidscomfort en energiegebruik). Een essentiële voorwaarde hiervoor is de beschikbaarheid van eenvoudige meetinstrumenten voor de professionele markt, waarmee 1) de luchtvolumestroom, 2) het geluidniveau van het ventilatiesysteem en 3) de luchtdichtheid van de gebouwschil op snelle en betaalbare wijze kunnen worden getoetst. . De projectdeelnemers zijn TNO, de VLA, Uneto-VNI en ACIN. Het project wordt uitgevoerd met Topsector Energiesubsidie van het Ministerie van Economische Zaken..
De ATT bestaat uit een drukmeter en een referentievat van zo’n 2 á 3 liter en wordt bediend met een app via een directe WiFi verbinding. Nieuwe of gerenoveerde woningen hebben in de meeste gevallen een woningventilatiesysteem met tenminste één ventilator (systeem B, C of D). In plaats van de fan van de blowerdoor wordt deze ventilator gebruikt om de woning op over- of onderdruk te brengen.
Het vat wordt ergens in het huis neergezet. De druk in het vat is gelijk aan de druk in het huis met uitgeschakeld ventilatiesysteem. Door vervolgens het ventilatiesysteem in- en uit te schakelen ontstaat er een drukverschil tussen de woning en het referentievat, waaruit de luchtdoorlatendheid berekend kan worden. Om een betrouwbare waarde te krijgen moet dit drukverschil meerdere keren bepaald worden. Dit kan eenvoudig door het ventilatiesysteem een aantal keren in– en uit te schakelen (5 keer 10 seconden is meestal genoeg).
Als het echt alleen om een indicatie gaat kan men een schatting voor de luchthoeveelheid van het ventilatiesysteem gebruiken. Als deze indicatieve waarde dichtbij de gewenste qv10 ligt kan de luchthoeveelheid met een daarvoor geschikt toestel gemeten worden om een preciezere waarde voor de qv10 te berekenen. Merk op dat met de ATT slechts één Q-dP punt wordt gemeten. De methode werkt met een vast stromingsexponent van 0.66.
Er zijn nu een dertigtal woningen gemeten met zowel de blowerdoor als met de ATT. Voor het overgrote deel kwamen beide methodes tot dezelfde conclusies.
Ook voor de kleinere installateur wordt dit een betaalbaar instrument dat eenvoudig te bedienen is. Daarmee denken wij dat er veel meer aandacht zal gaan komen voor luchtdichtheidsmetingen en dus ook voor de blowerdoormetingen.
De verwachting is dat de ATT medio 2019 op de markt komt.
Er is éen tweede methode ontwikkeld waarover nog niet bijzonder veel informatie is vrijgegeven.
Echter wij hebben gemeend om hetgeen wat beschikbaar is met u te delen via een filmpje op youtube.
https://www.youtube.com/watch?v=CsTjnmlw7XY